Aantekeningen |
- Verslagen van Hoofdinspecteur H. Wijnbeek over de toestand van het lager onderwijs en de latijnsche scholen. Wijnbeek was van 1832 tot 1849 Hoofdinspecteur van het onderwijs in Nederland. Hij reisde door heel Nederland en schreef rapporten over scholen in vele plaatsen.
NEDER-VELUWE
Van Ermelo de reis noordwaarts voortzettende kwam ik weder op de NederVeluwe, eerst in de gemeente Putten, vervolgens in de gemeente Hoevelaken, den eindpaal van mijn schoolbezoek in het tweede district. In het eenige dorp der gemeente Putten, zijnde van denzelfden naam, vond ik eindelijk weder eene goede school, goed zoo ten aanzien van lokaal, hetwelk ruim en wel aangelegd is, en van de schoolmeubelen, als met opzigt tot het onderwijs, waarbij mij al aanstonds bevielen de ongedwongen orde en stilte, de blijmoedigheid en leerzaamheid der leerlingen, het helder oog des onderwijzers W. Mol, leerling van Prinsen, en verder de gepaste leestoon en antwoorden der leerlingen op de ondervragingen des meesters bij het lezen. De verdere vakken werden naar eisch behandeld.
Ook de gemeente Hoevelaken heeft maar één dorp, mede Hoevelaken geheeten. Zooveel reden van tevredenheid als ik te Putten had gevonden, zoo veel reden had ik hier van ontevredenheid. Het schoollokaal is laag, gedrukt, bekrompen, en in een slechten staat, zooals ook de schoolmeubelen zijn, terwijl de onderwijzer, de heer Kieft, zich volstrekt niet met de school bemoeit, dezelve geheel overlatende aan eenen ondermeester, nu den eenen, dan den anderen. Kort vóór mijne komst was er een, met name van Zevenbergen, vertrokken, en vervangen door eenen, die ondermeester was geweest te Amerongen, doch wien alles nog vreemd was en over wiens geschiktheid ik dus niet kon oordeelen. Deze staat van zaken behoorde niet langer geduld te worden.
De slotsom van dit verslag des tweeden districts is deze: Er zijn slechts weinige scholen, die zeer goed mogen genaamd worden; zij zijn die te Terwolde, Epe, Heerden en Putten. Slecht zijn te noemen die te Oldebroek (doch welke thans vacant is), te Elspeet, Nunspeet en Hoevelaken. De overige verdienen den naam van meer of min middelmatig. Het tweede district staat dus, over het algemeen, ten achteren bij het eerste.
Bron: http://www.xs4all.nl/~remery/Wijnbeek/Gelderland/HwGe-02.html#Putten
Warnar Moll : geb. 6 nov. 1801 Kl. Muyden, hoofdonderwijzer,voorzanger, overl. 14 dec. 1884 te Putten x (1e) Wilhelmina Maria Ketz x (2e) Jannetje Koestapel. Stam: Moll-Putten-Amsterdam.
De familie Moll (stam Putten) was een typische "onderwijzers familie". Vanaf 1842 zijn vrijwel alle nazaten van Warnar Moll (1801-1884) betrokken (geweest) bij onderwijs en educatie. Een oom van Warnar Moll, broer van Hendrik Moll, Gerrit ( Gart) Moll (1756-1806), gehuwd met Johanna Charlotta Limphers Hilbrink, was hoofd der school in het plaatsje Hummelo.
Bron: http://www.euronet.nl/users/warnar/hendrikmoll.html
[*
MEMORANDUM.
(Vervolg.)
Warnar Moll.
Onderwijs geven was zijn levenstaak. Zeer veel onderwijzers hebben aan Warnar Moll hun welslagen in de wereld te danken gehad, ’s Avonds van 5-7 of van 6-8 verzamelde hij al zijn kweekelingen, tot welke successievelijk ook zijn 10 zonen behoorden, bij zich in de keuken om een groote tafel en daar werden ze gedrild en moesten ze werken voor hun eigen best.
De „oude meester Moll" was wijd en zijd in den omtrek bekend. Wie van „meester Moll" kwam en een aanbeveling van hem meekreeg, kon er zeker van zijn, te slagen. Als blijken van hoogachting en dankbaarheid voor wat hij voor den bloei van het onderwijs te Putten en daar buiten deed, ontving hij uit de hand van den Schoolopziener, Van Bleeck van Rijsewijck, van den Inspecteur de Koninklijke zilveren medaille bij gelegenheid van zijn jubileum; van den burgemeester Hiebendaal en den predikant Ruys namens gemeente en kerkeraad een met zilver gesierd album, van de onderwijzers uit het 2e district van Gelderland zilveren couverts, van de afdeeling Harderwijk van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen de zilveren medaille van deze Maatschappij, van zijn kweekelingen een groote aardglobe: die globe kwam met den vrachtwagen uit Utrecht aan en werd gelost te Voort-huizen aan het Hotel „de Vergulde Wagen". Verpakt in een kist, werd ze door eenige kweekelingen per kruiwagen naar Putten gebracht. Dat het daarbij vroolijk toeging, vertelde aan schrijver dezes een nu nog levende medehelper, de Heer P. van Vledder. oud-hoofd van school in Almelo. En deze Heer schrijft: „ik heb aan hem de herinnering, dat ik hem des „Zondags als Voorzanger en Voorlezer voor den lessenaar zag staan. Een stoere figuur, die ontzag inboezemde; en met een stem, die het heele kerkgebouw vulde, zich van zijn taak kwijtte. Eén en al „waardigheid", een echte schoolmeester van den ouden stempel in den besten zin des woords," Warnar Moll huwde, als „custos en onderwijzer der jeugd" 3 Juni 1823 te Putten met Willemina Maria Ketz, geb. 20/12 1797 te Angerlo, overl. 23/3 1857 te Putten, do. van Ds. Arend Ketz, en Aaltje Ger-brands.
Uit dit huwelijk werden 11 kinderen geboren. Den 23 Mei 1858 hertrouwde hij met Jannetje Koestapel, geb. 1802, overl. 8/6 1876 te Putten. Dit huwelijk bleef kinderloos. In Juli 1882 vierde Warnar Moll zijn zestigjarig jubileum als koster-voorzanger. „Hoewel", schreef de Wekker, „het over lijden van een zijner zoons, in leven hoofd eener school in Deventer, hem zeer geschokt heeft, is hij niet alleen nog in ’t bezit van al zijn verstandelijke vermogens, maar mag hij zich bij ’t bezit van een nog doorgaans goede gezondheid in een nog krachtige lichaamssterkte verheugen. Tegelijk met bovengenoemde betrekking heeft hij te Putten 55 jaren aan het hoofd der Openbare School gestaan en deze tot grooten bloei weten te brengen.
„Liefde tot het onderwijs, niet in weidsche taal, maar in daden, ziedaar zijn levensdoel. Nog dagelijks geeft hij het bewijs, dat onderwijs geven zijn levenstaak is. (Na zijn pensioneering op hoogen leeftijd, zag men „Meester Moll" nog tot enkele dagen voor zijn heengaan, ter schole gaan, waar toen zijn jongste zoon Albert zijn opvolger was geworden.) „In waarheid mag van hem gezegd worden: De grijsheid is een sierlijke kroon."
Warnar Moll overleed te Putten 14 Dec 1884 en de plechtige teraardebestelling had 18 Dec. plaats. De menigte deelnemenden van alle standen en richtingen waren de tolk der hoogachting en genegenheid, die de overledene door zijn eenvoud en degelijkheid zich had weten te verwerven. Helaas kan ons memorandum verre van volledig genoemd worden. Waren slechts de mededeelingen op papier gebracht, die Warnar Moll zelf gaf bij gelegenheid van zijn huldiging in 1871! Toen toch gaf hij een korte schets van zijn vijftig-jarigen levensloop als onderwijzer en vertelde hij, hoe door liefde tot kinderen aangespoord, hij zijn taak met lust had volbracht, hoe hij meermalen met tegenwerking had moeten worstelen, maar die was te boven gekomen door vastheid van beginselen. Diep doordrongen van het gewicht van zijn taak was zijn geheele leven slechts één toewijding geweest aan het onderwijs en dankbaar voor vele zegeningen, kon hij er op wijzen, slechts éénen dag wegens ongesteldheid zijn school verzuimd te hebben.
Zijn brieven, waarvan enkele bewaard, getuigen van zijn helder inzicht.
Citeeren wij: „En is de beoefening der wetenschap voor ieder, maar voornamelijk voor den jeugdigen mensch nuttig, omdat zij telkens nieuwe gezichtspunten aanbiedt, en dus het denkvermogen en het oordeel vormt, zij is tevens in zich zelve onuitputtelijk, en geeft gedurig nieuwe stof, waarmede de ziel zich kan bezig houden."
Ons memorandum moge sluiten met een eeresaluut aan de nagedachtenis van dien stoeren, eerbiedwaardigen Nestor der onderwijzers, den door-goeden en uiterst sympathieken Warnar Moll.
Bron: http://www.haarlemmermeer-geschiedenis.nl
*]
|